miércoles, 23 de noviembre de 2011

Mama heeft een hobby!

Een hobby is iets voor mensen die zich vervelen of niets over zichzelf te vertellen hebben, en waarmee ze andere mensen de oren van het hoofd zagen. Mensen die in hun vrije tijd niet weten wat doen. Die niemand hebben om rustig een koffietje mee te gaan drinken en daarom een excuus nodig hebben om mensen te ontmoeten (leesclub, Italiaans voor beginners). Een hobby is een excuus om urenlang alleen te zitten zonder dat iemand je lastig valt (vissen, modeltreinen). Hobbies zijn een beetje zielig. Ersatz voor een spannend leven dat iemand met een hobby definitely NIET heeft. Een hobby is iets waar je geen duidelijk einddoel mee hebt, je hoeft de beste niet te zijn, je hoeft er geen geld mee te verdienen (anders gezegd: je weet dat je niet de beste zal worden, je weet dat jij er geen geld mee kan verdienen). Kortom: een hobby is niet cool.

Ik zal het maar gewoon toegeven. Sinds een paar weken sluit ik me twee keer per week op in het kleine bureautje op ons 1ste verdiep. Als ik de deur achter me dichttrek, verdwijnen alle praktische gedachten over avondeten, inkopen, wasjes,… uit mijn hoofd. Zelfs de meest wilde kreten van mijn eigenste bloedjes op de benedenverdieping (die niet weten dat mama in the building is) halen mij niet uit mijn concentratie. Ik zit dan makkelijk drie uur op mijn scherm te turen, met twee vingertjes te tikken en te goochelen met woordenboeken. Mama is een schrijfcursus begonnen en ze vindt het gewèèèèèldig.

Papa maakt zich zorgen. Mama ligt normaal rond tien uur te snurken (in de zetel of in bed), en nu zit ze om twaalf uur nog steeds in het vale licht van de computer te turen. Het is op het randje van beledigend, vindt hij. Hij weet niet wat hij moet vinden van die schrijfclub. Als hij tijd heeft zal hij een checken wat voor volk er in haar klas zit.

miércoles, 28 de septiembre de 2011

Bravo voor de prikklok!

Elke morgen op het werk begint als volgt. Ik storm ons kantoorgebouw binnen (elke minuut telt) en leg mijn vinger op de moderne versie van de prikklok die in de hal staat. "Hola Ingrid, 8:27" verschijnt dan op het schermpje (ik moet vóór 9:30 binnen zijn). En daarmee heb ik al één van de twee belangrijkste dingen van mijn werkdag achter de rug. Hierna groet ik gezellig de mensen aan de onthaalbalie, en klim rustig naar het eerste verdiep. Eénmaal aangekomen bij mijn collega’s, leg ik mijn spullen neer, zet de computer aan en spreek met mijn teamgenoten af wanneer ik een koffietje zal gaan drinken. Om koffie te drinken moeten we niet prikken. De rest van de ochtend is eigenlijk gewoon een kwestie van de tijd uitzitten tot de vijf uur die ik dagelijks moet doen voorbij zijn (in dit geval dus tot 14:27), uitchecken en de werkdag zit erop!
Ik ben een groot voorstander van de prikklok. Elke minuut telt, of je zit te werken, koffie te drinken of je facebook te updaten. Op dagen dat ik niet per sé naar huis moet, kan ik nog een uurtje doorsurfen en wat extra tijd opsparen voor dagen dat ik wat sneller naar huis wil.
Maar ik heb nooit goed begrepen welke redenen werkgevers denken te hebben om prikklokken te installeren. Of zou het echt zo moeilijk zijn om na te gaan of werknemers werken?

lunes, 26 de septiembre de 2011

Regentherapie

Om iets voor negen vanochtend op de trein gaat mijn gsm plots bellen. Ik lig net zo zalig slaap in te halen (Met open mond? Smakkend zoals ik volgens mijn vriend steevast doe in mijn slaap?) Dus ik begin zoals de typische dommelende pendelaar mijn telefoon te zoeken in die megatas, nog half dromend over stoepjes waar ik van val en donsdekens.
"Ingrid?"
Een collega belt om me te laten weten dat onze hele afdeling ontboden is op een vergadering met de adjunct.directeur om half tien vanmorgen. Ik bedank hem voor het telefoontje en vraag hem verder niet meer uitleg, maar mijn verbeelding slaat meteen op hol, net zoals ongetwijfeld die van iedereen die op de vergadering verwacht wordt. In deze tijden van massa-ontslagen zijn onverwachte vergaderingen zonder agenda een aanleiding tot veel zenuwachtigheid. Vanmorgen blijkt het vals alarm. We worden collectief de les gespeld over motivatie, groepsgeest en het privilege voor de overeid te kunnen werken. Ik voel me helemaal niet opgelucht. Integendeel, ik merk dat ik me stiekem zit te verheugen op de dag dat de bom barst, terwijl elke dag die voorbij gaat doet vermoeden dat er helemaal geen bom gaat barsten en dat wij nog lang en ongelukkig mee zullen draaien in die idiote tredmolen die ik mijn werk noem.

In de trein terug naar huis ligt die teleurstelling op mijn maag. Ik denk aan Ona en Jef in de stortregen, gisteren. Terwijl iedereen veilig binnen zat, plensden zij door plassen en modder in KW en regenlaarsjes. Jef, met natte krullen op het voorhoofd geplakt en nat tot op zijn luier, ging zo diep in de plassen staan dat zijn laarzen niet meer te zien waren. Ona daagde hem roepend uit tot meer.

Misschien moet ik zelf ook een stel laarzen kopen.

jueves, 22 de septiembre de 2011

Een stel apen

Een directie die recht uit De Stam van de Holenbeer lijkt te zijn weggelopen. Die in paniek naar het kantoor snelt als je een onverwachte vraag stelt, en terugkomt met een knots. Die minder menselijk communicatietalent heeft dan een vondeling die door wolven is opgevoed. Die liever met een leger afgerichte apen werkt, dan met leergierige medewerkers. Die gelooft dat een human ressourcesbeleid bestaat uit het verloten van een mand streekproducten onder de werknemers. Die de werknemers op de vingers tikt voor een taxirit, maar zelf de vrouw meeneemt op zakenreis. Die vorming weggegooid geld vindt en teamvergaderingen tijdverspilling. Die eindeloos gedetailleerde planningen, schema’s en overzichten vraagt en die dan niet gebruikt, omdat ze niet weet hoe ze haar werknemers aan het werk moeten zetten. Die als objectieven heeft: in de krant komen, visitekaartjes verzamelen, en gratis op reis gaan. Dat alles op kosten van de belastingbetaler.

Ik overdrijf niet. Ik ben ook niet verbitterd. Lang kan zoiets niet blijven duren (hoop ik). Ik vraag me alleen af: hoe gaat een normaal mens daarmee om? Of hebben we allemaal een aap in ons die we kunnen laten opdraven als de demente dierentemmers met hun zweep slaan?

martes, 20 de septiembre de 2011

Dr Jekyll and Mr Hyde

Je gaat je kind afhalen op de school en als je aankomt, staat ze ongeduldig uit te kijken naar je komst. Ze neemt uitgebreid afscheid van de juf, met veel kusjes, en hele verhalen die ze op de valreep nog kwijt moet. De juf is heel tevreden met je kind. Dat huppelt vrolijk de speelplaats uit en roept lachend NIKS! als je vraagt wat ze vandaag gedaan heeft op school. Je loopt de straat uit en de zwerm ouders met kinderen die zich van de school verwijdert, begint uit te dunnen.

Of je haar kan dragen…

Dat ze hier dan wel blijft zitten…

Als je doorstapt kom ze plots aangestormd en verkoopt je een klap, die hard aankomt ook al had je die zien aankomen. Je zet haar op de stoep om te bedaren maar ze raast nog een hele tijd door. Je andere kind in de buggy is nu ook aan het wenen. Je blijft rustig en uiteindelijk kalmeert ze en slentert achter je aan. Je bedenkt vergevingsgezind dat ze waarschijnlijk moe is van de school. Op het dorpsplein maakt ze hartstochtelijk ruzie met haar vriendjes over elke prul die ze kan aangrijpen. Je gaat dan maar naar huis met je kinderen. Vroeg eten, vroeg in bad. "Ik ga je doodmaken!" roept ze als ze uit bad moet.

Je doet je best om het niet persoonlijk te nemen maar steekt haar zonder pardon in bed.

jueves, 15 de septiembre de 2011

Ex-juf

Afgelopen weekend zaten we te eten met de kinderen en mijn schoonouders in één van onze vaste stekken. Of beter gezegd: we probeerden te eten want Jef was met geen middelen op zijn stoel te krijgen. Hij had grote honger maar wou af en aan eten zoals zo vaak tegenwoordig (dat betekent: hapje – naar de andere kant van het restaurant  lopen– terug – nog een hapje, enz). Thuis hebben we daar weinig geduld mee (groot genoeg om enige regels te respecteren) maar we hadden geen zin in één van die hysterische brulbuien die Jef steevast op het woord “nee” laat volgen. In de plaats daarvan deden we zoiets halfslachtigs dat alle boekjes afraden. Op de schoot van mama, daar een hapje, worstelpartij want hij wou er weer af. Poging van papa. Gewriemel op zijn schoot. Kind weer op de grond. Bedenkelijke glimlachjes aan de tafels rond ons. 

Ondertussen zat Ona, als wou ze het verschil met haar broer in de verf zetten, lieflijk en proper als een habsencoburgprinsesje haar bord leeg te eten, en aangenaam conversatie te voeren met haar grootouders.
Ona is op haar best als Jef op zijn ergst is. Toen Jef nog maar een paar maanden oud was en een hekel had aan de auto, zat zij steevast heel haar repertorium kinderliedjes te zingen terwijl Jef in de autostoel naast haar zijn longen uit zijn lijfje brulde. Ze kon zichzelf amper horen maar ging vrolijk verder. Ik zelf werd  zo zenuwachtig van het gekrijs dat ik op eender welk moment onder een vrachtwagen of tegen een paal kon rijden.

Maar die dag in het restaurant was er iets anders aan de hand. Toen Jef tegen een meneer stond te kwetteren en ons even een pauze gunde, merkte ik dat Ona heel stil zat. Ze keek naar een tafel achter mij, een trage lange blik zonder knipperen. Ik draaide me om. Achter ons zat de juf van vorig jaar aan een tafeltje met haar vriend. Ze leek zich niet bewust van Ona’s aanwezigheid. Ik stootte mijn schoonmoeder. “Kijk eens naar Ona.” “Ja,” zei die meteen, “ze heeft Ona wel gezien hoor, ze wil gewoon niets komen zeggen.” En dat was niet het laatste dat daarover te zeggen viel. Ze ging luid voort. “Als ze haar leerlingen niet wil tegenkomen dan moet ze hier niet komen eten, hè. Kan ze toch wel weten dat ze hier in het dorp kinderen zal zien.” Ik geneerde me een beetje en hoopte dat de juf niet meeluisterde.

Maar als dat ik hier zo neerpen moet ik toegeven dat ik wou dat ik even ongegeneerd van mijn dochter kon houden als haar grootmoeder. Wat een passie, wat een stalen vertrouwen in het gelijk van het kind. Daar kan een kind toch alleen maar beter van worden. Enfin, het liep allemaal goed af. Toen de exjuf de rekening betaald had en opstond, was er tijd voor een babbel, voor een kus en een knuffel, waar Ona weer helemaal van opfleurde. Vandaag hing ze alweer aan de lippen van de nieuwe juf. Het is verbazend hoeveel plaats een kinderhart heeft.

martes, 13 de septiembre de 2011

5 minuten

Er was een tijd dat ik uit belangrijke vergaderingen wegliep, gevaarlijke manoeuvres uithaalde met de auto en geen middag at om Ona vijf, tien, vijftien minuten vroeger af te kunnen halen op de crèche. Als iets mij dan in de weg stond (een wrevelige baas, een te stipte trein die voor mijn neus wegreed,…) was het moeilijk om de tranen van frustratie binnen te houden. Of Ona het verschil merkte, valt te betwijfelen. Na acht uur crèche zit je waarschijnlijk niet meer naar de deur te kijken of mama nu al komt. Ze zat steevast vrolijk te spelen als ik buiten adem aankwam. Mijn eigen ongeduld en zenuwachtigheid gingen pas over toen ze me zelf vroeg of ze mocht blijven voor het vieruurtje. Ik was ondertussen hoogzwanger van Jef en ik was blij dat ik het rustiger aan kon doen.

Sinds de komst van onze onbedaarlijke hooligan is Ona de grote, degene die geduld en begrip moet hebben omdat ze ouder is, terwijl haar broer vanalles vergeven wordt vanwege zijn jonge leeftijd. Als ze het af en toe goed zat is en begint te drammen, wordt ze kordaat op de zetel gezet om uit te razen. Life has changed, sinds Jef. Gelukkig kan je een kleine broer ook rondcommanderen, omver duwen als niemand kijkt en zogezegd liefdevol platduwen en hem spartelend achterlaten in het drijfzand van onze ouwe zitzak.

Vorige maandag begon de kleuterschool hier. Op de eerste dag werd ons gevraagd de kinderen om half één af te halen. Ik had met het hoofd van mijn afdeling afgesproken dat ik vroeger zou vertrekken om op tijd aan de school te zijn, maar ik misrekende mij en kwam vijf minuutjes later aan. Vijf luttele minuutjes dacht ik. Toen ik de speelplaats opliep, zag ik dat alle ouders al druk stonden te praten met hun kinderen. Alleen mijn dochter stond nog bij de juf uit te kijken waar haar mama en/of papa bleven.

martes, 19 de julio de 2011

Poppenkast

Als ik naar theater ga zijn de stoelen altijd te hard. Ik heb de manier nog niet gevonden om een hele voorstelling te blijven zitten. Ik leun naar voor, naar achter, schuif een been over het andere, wissel. Bij de pauze zou ik vaak al naar huis gaan, maar ik doe het niet omdat het niet staat. In de bioscoop zijn de stoelen altijd te zacht.
Als Ona naar de poppenkast gaat, zit ze aan haar stoel genageld. Over haar gezicht veegt de ene emotie de andere weg: paniek (open mond), angst (hand in de mond geklemd), spanning (gebalde vuisten gaan de lucht in), opluchting (ze kijkt lachend rond op zoek naar mama). Als het gordijn valt, vraagt ze me wanneer het opnieuw begint. Als ik zeg dat het gedaan is, gaat ze naar de poppenspelers en stelt hen dezelfde vraag.

Piemels

Als ze groot is dan wil Ona een piemel. Voornamelijk om rechtop te kunnen plassen. Eraan trekken en prutsen, kan ze al, daar heeft ze een klein broertje voor. Jef begint af en toe al eens ongeduldig te slaan als zijn zus teveel nieuwsgierigheid aan de dag legt voor zijn voortplantingsorgaantje. Zelf vindt hij er niet zoveel aan (voorlopig). Af en toe graait hij eens gezellig naar zijn ballen, of zit hij wat verveeld aan zijn lulletje te trekken, blik op oneindig.
Maar gisteren heeft zich toch een stukje van deze wondere wereld aan hem geopenbaard. Ik trof hem aan in stille bewondering voor zijn vader die zich stond te douchen. Ik denk dat hij net beseft had dat het geen wratje is dat hij daar heeft hangen.

lunes, 27 de junio de 2011

De laatste keer dat ik met mijn dochter spreek over mijn leeftijd


Ona vertelt je tegenwoordig telkens weer hou oud ze is, “tres anys”, en daarbij steekt ze drie flinke vingers in de lucht. Hoeveel jaar haar oude taart van een moeder is, daar had ze nog niet bij stilgestaan. Tot ik een paar dagen geleden, in een nogal ongelukkige poging tot moeder-dochtermoment, vroeg of ze wist hoe oud ik was. Vond ze wel een grappige vraag.
“Weet je ‘t?”
Hoofdje scheef als een ongeduldig vogeltje.
“Wil je weten hoe oud mama is?”
Knikt.
“Ne-gen-en-der-tig”
Duidelijk een stom antwoord. Ze kijkt me nog steeds afwachtend aan. Ik begin al door te krijgen wat een slecht idee ik net gehad heb. Ik probeer dan maar in vingers (nu kan ik niet meer terug). “Weet je hoeveel dat is negenendertig? Dat is tien (tien vingers in de lucht), en nog eens tien (nog eens tien in de lucht), nog eens tien en negen (één pinkje teruggeplooid).” Ik lach daar VROLIJK bij, maar Ona kijkt me sceptisch aan alsof ik een onnozele grap probeer uit te halen met haar. “Echt waar”, zeg ik. Ik doe het nog eens voor: 10 en 10 en 10 en 9. Nu lacht ze, alsof ze het nu pas begrijpt, en zegt: “ja! En ik ben “two” (steekt drie vingers in de lucht, “en bie” (vijf vingers) en “kol” (één vinger) en “doe” (tien vingers). Ja knikt ze voldaan. “Echt waar, mama.”

sábado, 4 de junio de 2011

Crisis in Catalonië (of Spanje, of Griekenland, of Portugal, of....)

Elke donderdag probeert Lucia orde te brengen in onze huishouding. Een dankbare job want het grove werk is het meest zichtbare, aan het fijne werk komen wij ten huize Comas-Van Gerven zelden toe. Eigenlijk heet ze Ludmilla, maar om het haar werkgevers gemakkelijker te maken heeft ze haar naam “verspaanst”.
Lucia is eigenares van een huis dat twee keer zoveel gekost heeft als de waarde van het huis dat wij huren. Ze heeft het gekocht vóór de crisis toesloeg in volle immobilliënbubbel. Toen haar man handenvol geld verdiende in de bouw.

Ondertussen zit haar man al maanden thuis. Hij doet het huishouden terwijl Lucia recorduren klopt. Wat niet gemakkelijk is want haar belangrijkste klant, een kantoorgebouw waar ze elke dag ging poetsen, is ze kwijt, en daarmee ook haar vaste contract. Nu hangt ze af van de vele huizen waar ze ééns per week gaat poetsen.

De prijzen op de huizenmarkt kelderen. Haar huis is nog maar de helft waard van de som die zij afbetaalt, maar de hypotheek moet onverbiddelijk doorbetaald worden. Om het eind van de maand te halen gaan echtgenoot en zoon (in zijn “vrije tijd”) mee poetsen. De zoon geeft het loon van zijn halftijdse job volledig af voor de afbetaling. Hij is twintig, maar van studeren kan voorlopig geen sprake zijn.

Het huis is nog maar een paar jaar oud, maar er duiken allerlei technische defecten op. Ze vertelt me over rijen tegels die spontaan omhoogspringen of kraken doorheen het hele huis. En dat is maar één van de zaken waar Lucia haar hoofd over breekt als ze thuiskomt van haar lange dagtaak. Elke dag hangen de schuldeisers aan de lijn. Elke dag is het kiezen welke factuur eerst betaald wordt.

Iedereen spreekt over de crisis hier, ik ook. Maar als ik eerlijk ben, moet ik toegeven dat wij de crisis amper voelen. Er is zo goed als niets dat we hebben moeten opgeven. Maar overal rondom zie ik gezinnen waar de crisis is ingeslagen als een bom en een krater heeft achtergelaten die doet duizelen.

Of veel en veel beter en veel leuker uitgelegd:  Españistan: http://www.youtube.com/watch?v=xWrbAmtZuGc

martes, 31 de mayo de 2011

In geval van een ongeluk

“In geval van een ongeluk zullen de zuurstofmaskers naar beneden vallen. In dat geval moet u eerst de maskers bij de kinderen opzetten en dan pas bij uzelf.” De stewardess lacht naar Jef. Ze lijkt een beetje op Barbie. Jef vindt haar geweldig, hij kirt en knipoogt naar haar. Zelf denk ik dat ze best haar stewardessenhandboek nog eens doorneemt. Maar ik moet toegeven dat ik die onveilige veiligheidsmaatregelen wel leuk vind. Ik stel me een hele veiligheidsdemonstratie voor in dezelfde trant.
Stel niet uit tot later wat u onmiddellijk al kan doen. Blaas het zwemvest op terwijl u nog in het vliegtuig bent.
In geval van nood begeeft u zich best zo snel mogelijk naar de dichtsbijzijnde uitgang. Wie het eerst bij de deur is, heeft de meeste kans op overleving.
Houd uw spullen steeds bij de hand, zo kan u zoveel mogelijk uit de brand slepen in geval van een ongeluk. U weet maar nooit of uw gsm,  jas, agenda, pijama...van pas kunnen komen als het vliegtuig neerstort op een onbewoond eiland.
Onthou waar de nooduitgangen zitten en reken niet op de stewards/stewardessen. Wij hebben een motorbootje waar spijtig genoeg alleen plaats is voor de crew.
Dank u voor uw aandacht. Wij wensen u verder nog een aangename vlucht.

lunes, 30 de mayo de 2011

Half thuis

’s Middags zitten werken in het kantoor in Barcelona en ‘s avonds aan de feestdis zitten in Vilvoorde met de hele familie. Daar is tegenwoordig helemaal niets vreemd aan. Maar ik herinner me de tijd nog dat ik met mijn ouders naar de familie in Catalonië ging: uren achter in de auto, een discreet dingetje maar creatief omgetoverd tot rijdend bed-annex speelruimte (in die tijd konden kinderen nog onbezorgd op de achterbank rondspringen). Na een paar uur waren we de spelletjes die we meehadden al beu en begonnen we (ik en mijn zus) elkaar op de zenuwen te werken. Een uitbrander van mijn vader bekoelde de verhitte gemoederen. En dan bleven er nog ontelbare uren over. Frankrijk was eindeloos lang. We werden slaperig en kleverig van de warmte (dat was immers ook de tijd vóór de airco). Ik lag op mijn rug met mijn voeten tegen het raam, met mijn voeten tegen de hoofdsteun van de voorste zetels (Hou op met tegen de zetel te duwen, Ingrid!), op de hoedenplank, maar raakte elke positie na vijf minuten al beu. 

In die tijd besefte je nog hoe ver Barcelona van Limburg ligt. Mijn grootmoeder riep door de telefoon zodat wij haar zouden horen in het verre België. De appelsienen waren 100 keer lekkerder, en mijn nichten in Sabadell hadden nog niet hetzelfde (IKEA-)meubilair als ik in Brussel. Tegenwoordig lijkt het alsof we allemaal in hetzelfde dorp wonen. In de supermarkt in mijn dorp verkopen ze Côte d’Or. Om maar iets te zeggen.

Maar mijn lichaam heeft moeite met die sprongen door de ruimte. Soms lijkt het alsof mijn boordcomputer de nieuwe positie nog niet herkend heeft. Dan denk ik verrast “Hé! Een Belgische nummerplaat” in het midden van Brussel. Soms overkomt mij de gedachte op de koffie te gaan bij iemand die 1500 km ver woont, totdat ik besef dat ik alweer thuis ben, dat is te zeggen, waar nu mijn thuis is. Het hoeft voor mij allemaal zo modern niet. Ik hou wel van mijn trage brein dat een dag nadat het vliegtuig geland is, nog steeds terug is aan het komen. Ik weet wel dat de wereld een zakdoek groot is en dat we daarop als vlooien heen en weer bonzen, maar 1500 km blijven 1500 km tussen wat mij lief is hier en wat mij lief is daar.

miércoles, 18 de mayo de 2011

Waarom?

I

Vooruit Ona stop met spelen.
Waarom?
Omdat ik wil dat je je broek aantrekt.
Waarom?
Omdat het tijd is om naar school te gaan en je bent nog niet aangekleed.
Waarom?
Omdat mama anders te laat aankomt op haar werk
Waarom?
Omdat mama’s baas zich anders afvraagt waar die Ingrid toch blijft.
Waarom?
Dáárom schatteke, doe die broek aan.

II

De groenten ook, Ona
Waarom?
Omdat je een beetje van alles moet eten.
Waarom?
Omdat dat gezond is.
Waarom?
Omdat je niet alleen worst kan eten.
Waarom?
Omdat je ook groenten nodig hebt.
Waarom?
Om kaka te doen.
En pipi?
Pipi ook
Waarom?
Dáárom Ona, prik nog een worteltje.

martes, 17 de mayo de 2011

Een echte vent

Vorige week had ik mijn moeder op bezoek. Toen ik op een namiddag terugkwam van het werk trof ik Jef aan in de eerste korte broek van het jaar. Hij zag er ineens zo’n potig kereltje uit. Een gezonde eetlust (tomaten, kikkererwten, worst, banaan, koekjes en ga zo maar door) en zijn frenetische avonturendrang hebben van mijn frêle babietje een mini action man gemaakt. Wat een stel benen. Ik kan die, zelf als ik er op ga liggen (bijvoorbeeld om die verdomde luier aan te krijgen), met de beste wil van de wereld niet onder controle krijgen. Het is niet alleen een fysieke metamorfose, er hoort nu ook een hele nieuwe attitude bij. Jef weet weer een stuk beter wat hij wil. En niet wil. Het eten dat tot hiertoe gretig in de mond geharkt werd, wordt nu ongeduldig van de tafel gemept. (Gisteren wou hij van de hele salade enkel de olijven...) Boeken die geen geluiden maken of waarin niets losgetrokken kan worden, worden kordaat aan de kant gesmeten. 

Een echte vent durft ook zijn gevoelige kant te laten zien. Als mama Ona op de schoot neemt, tellen alle middelen om het moeder-dochter moment ongedaan te maken. Dan wordt er gesmeekt, aan de rok of broek getrokken, en als het nodig is compleet door het lint gegaan. Als mama Ona opzij zet, is hij meteen zijn charmante zelf weer. Een echte man weet correct gedrag te belonen.

08:13 in Palautordera


08:13 zegt de klok op het instrumentenbord net voor ik de deur dichtsla en afsluit. Het gaat warm worden vandaag, de ochtendzon is nu al warm op de huid. De bus die van het dorp komt, loopt leeg: een onregelmatige rij slaapwandelaars. Ze lopen naar de mond van de tunnel die onder het spoor duikt naar het perron waar de trein naar Barcelona stopt. Aan de ingang, op de grond, zit een man op zijn tas. Hij is helemaal in het zwart gekleed. Hij verbergt zijn gezicht in de kraag van zijn jas. Enkel een donkere mop juttig haar is te zien. (Zou ik hem kennen? Iemand van hier, die de overwinning van Barça wat te uitbundig gevierd heeft?) Zijn voeten vallen mij op. Bloot, bovenop de sandalen, vuil alsof hij blootsvoets door de modder gestapt heeft. De tunnel is amper een jaar oud, maar rondslingerend vuil en urine-geur hebben zich allang meester gemaakt van deze doorgang, een bunker uit de WOII is er niets tegen.  Als ik weer bovenkom zie ik hem nog steeds zitten aan de overkant. Zijn hoofd schuift naar boven en even zie ik een streep van zijn gezicht. Maar als hij in de gaten krijgt dat ik sta te kijken, krimpt hij razendsnel ineen. Zoals onze schildpad, als Jef met zijn brute kracht weer eens tegen het aquarium slaat.

martes, 10 de mayo de 2011

Metrotelevisie

Ergens in een stoffig bureautje, verstoken van de hedendaagse hoogtechnologische, supersnelle communicatie, bedenkt een slaperige klerk televisie voor de metro waarop je een maand lang (dat betekent in mijn geval twee keer per dag, dus 40 keer op de hele maand) dezelfde promotiefilmpjes ziet en hetzelfde belegen nieuws een week lang loopt. Voor mijn part mag hij ophouden zijn best te doen en een bericht uitzenden in de trant van “Let op uw portefeuille in plaats van naar dit scherm te kijken.” In vier talen, dan hebben de toeristen er ook iets aan.

Pijn aan mijn goesting

Vandaag is zo’n dag waarop ik mijn humeur in mijn armen moeten dragen als een lastig kind dat nergens zin in heeft. Dat ik hoop dat het gebouw waarin ik werk ontoegankelijk wordt verklaard wegens één of ander levensbedreigend technisch defect. (t’Is lente, ik kan niet meer hopen op een alles verlammende sneeuwstorm.). Hoop dat mijn bazin de hele dag vergaderingen heeft en mijn collega’s weinig genoeg werk hebben om mij door de dag te leuteren.

miércoles, 4 de mayo de 2011

De dag was goed begonnen

De dag was goed begonnen. Ik was op tijd uit bed geraakt. De kinderen hadden lang geslapen zodat ik tijd had gehad om te ontbijten met het ochtendjournaal. Ona ging lachend rechtzitten toen ik haar kamer binnenkwam. Ze was in een prachthumeur, sprong zingend in haar kleren. Tot hiertoe ging het goed. Jef wilde maar niet wakkerworden. Tegen dat ie zijn flesje ophad (gezapig sabberend), zaten we alweer hopeloos achter op het schema. (Zenuwachtig zijn helpt niet als je een wriemelende baby aan moet kleden. Hij heeft er een hekel aan. Klampt zich hardnekkig vast om niet neergelegd te worden. En als ik daar dan toch in slaag, begint hij wild heen en weer te rollen, zodat er van luiers uit- of aandoen geen sprake kan zijn. Ik moet hem in een militaire houdgreep nemen om zijn billetjes schoon te kunnen maken.) Daarna lopen naar de crèche. Wedstrijd met Ona (voor het eerst bij de deur van de school) om haar ook aan het lopen te krijgen. Tegen dat ik in de auto zat, was het alweer eens veel te nipt om de trein te halen.

Die trein toch gehaald en buiten adem neergeploft op een plaatsje bij het raam. En dan begint de dag opnieuw. Buiten: de vloedgolf van klaprozen die de velden opmarcheert. Bloemkolen en slapeloze huisvrouwen met boodschappentas op de ochtendmarkt van Les Franqueses. Rokende arbeiders met een plastic haarkapje die staan te keuvelen aan de achteringang van een fabriek. In elk station raakt de trein wat voller. Het geroezemoes in de wagon zwelt aan. Ik kijk uit naar het koffietje dat ik zal drinken met Raquel als ik aankom op het werk.

domingo, 1 de mayo de 2011

Dienstverlening

Ik heb een nieuwe rittenkaart nodig voor de trein en stap af op de reeks automaten die in het station staan. Vlakbij staat iemand rond te drentelen met een fluogeelhesje van Renfe, zo’n medewerker met een vage assistentsfunctie die ze tegenwoordig in de stations neerzetten om de slechte dienstverlening te compenseren. Donkere huid, Indiaans aandoende trekken. Ik bedwing mijn latent racisme en ga naar de eerste automaat, vlakbij de man. Ik zet mijn “ik heb geen hulp nodig”-gezicht op.
Het toestel slikt mijn kaart niet. “Moet je het andere eens proberen”, zegt hij. “Oh? Ok”, zeg ik vriendelijk, maar ik denk dat ik dat zelf ook wel had kunnen bedenken. De andere automaat wil mijn kaart ook niet. “Steek je die wel goed?” Hij heeft gelijk. Voor ik het weet plukt hij mijn kaart uit het toestel en wrijft die tegen zijn trui. Daarna schuift hij de kaart opnieuw in de machine. De man staat in mijn gezicht te ademenen, maar draait zich discreet weg op het moment dat ik mijn code moet ingeven. Mijn betaling wordt aanvaard. “Ik vond het al vreemd dat de automaat geen biljet wou geven aan zo’n knappe meid.” Call me a sucker, maar zoiets mogen ze elke dag tegen me zeggen (wat spijtig genoeg niet het geval is) en dan word ik het nog niet moe. Ik beantwoord glimlachend een paar dwaze vragen (of ik van hier ben,….) en stap daarna content de trein op.

sábado, 30 de abril de 2011

Barça!

Ik pas helemaal in het archetype van de vrouw die niet van voetbal houdt. Ik kan de buitenspelregel uitleggen (raar maar waar) maar voor de rest wendt mijn brein zich verveeld af van alles wat met voetbal te maken heeft. Ik kan de verschillende competities nauwelijks uit elkaar houden. Als Arnau zappend (comme par hasard) op een voetbalmatch terechtkomt, begin ik me terstond te vervelen en te blazen. "Moeten we dat zien?."
Bij bijzonder strategische wedstrijden ga ik wel eens mee met de kliek van Arnau, in een poging tot integratie. Dan ben ik de enige die rustig op haar stoel blijft zitten terwijl zij synchroon omhoogspringen en elkaar onhelzen bij elke goal die Barça maakt. Ik zou het wel willen hoor. Die ontlading en die kameraderie. In tegenstelling tot sommige vervaarlijke kenaus die van hun voetbalhaat een gespreksonderwerp en een way of life gemaakt hebben, is die bij mij geen intifada maar eerder een uit de hand gelopen antipathie.
Afgelopen week heb ik, tot grote consternatie van mijn collega’s, niet naar de Champions League-match gekeken. Een absolute topper want het ging niet alleen om de Europabeker, maar het was ook nog eens een match tegen het gehate Madrid, de oerrivaal*. Ik zat mijn blog te schrijven. Kon trouwens rustig alle goals meevolgen dankzij het geknal in onze straat. Toen Ona ‘s anderendaags opstond, vroeg ik haar of ze haar Barça t-shirt niet wou aandoen in plaats van de kleren die ik al had klaargelegd. Op haar gezicht verscheen een brede glimlach. (Barça was één van de eerste woorden die ze zei. Hier word je van de wieg klaargestoomd voor het Barçafandom.) De helft van haar klasgenoten droegen het roodblauwe t-shirt. Toen we in de namiddag terugkwamen van de crèche, zwaaide ze naar alle kinderen die voorbijstapten in de winnerskleuren. Daarnaast andere glunderende ouders die net als ik hun kinderen vlaggen maken van hun eigen vreugde. Er zijn onderstromen die je niet begrijpt totdat je erdoor meegsleept wordt.

*(Ik moet toegeven dat ik de hele polemiek tussen Guardiola onze pientere "spaarpot" (letterlijke vertaling van guardiola) tegen Mefisto-Mourinho wel kan smaken, the Good and the Bad op zijn best!).

miércoles, 27 de abril de 2011

Een belangrijke gast

Vandaag kregen we officieel bezoek. Vanaf 11u moesten we op onze plaats zijn en blijven tot de minister het gebouw weer verlaten had. Alle bureau’s moesten opgeruimd worden, overtollig papier weggestopt, want daar houdt hij niet van. Terwijl wij op onze stoel geplakt zaten, struinden departementshoofden zenuwachtig rond, hun hoofd telkens wegrukkend naar onverwachte geluiden die de belangrijke gast en zijn gevolg konden aankondigen.
Toen een gestaag aanzwellend geroezemoes definitief de minister aankondigde, stonden we spontaan op voor de delegatie stijve harken in slechzittende maatpakken (uitpuilende buiken, uitgezakte konten in scheefgezakte pilaren van lijven met vale visseogen). Het gezelschap werd afgesloten door een sleep anorexieke protocoldames en slaperige kabinetsmedewerkers.
En dan volgde een dwaze uitwisseling van onbenullige vragen, en onderling ge-emmer tussen de leden van de delegatie over de thema’s die wij in ons team aanpakken. Ondertussen vroegen mijn collega’s zich af waar ze hun handen moesten steken (gekruiste armen? op de rug? in de zij?). Ons departementshoofd deed een paar heldhaftige pogingen om een gesprek op gang te brengen, maar opeens was onze Gast alweer afscheid aan het nemen.
En zo stonden we daar dan uit te zwaaien, netjes op een rij, als waren we zijn onderdanen. Vanbuiten lachten we onze witste glimlach maar vanbinnen schrompelen onze vrolijke harten weg bij de muffe geur van zoveel oud kostuum.

martes, 26 de abril de 2011

Recht op smeerlapperij

Je kan mij wel eens horen klagen over mijn snelle middagmalen. Het zijn eigenlijk geen maaltijden. Ik eet iets op weg van het werk naar de trein. Een chocoladereep, koekjes, een snelle hap om de maag te vullen bij gebrek aan gelegenheid om rustig neer te zitten en middag te eten. Als mensen mij dan vragen wat ik ‘s middags eet, dan vertel ik met opgetrokken schouders dat ik weinig keuze heb als ik om vier uur bij de kinderen wil zijn.
Dik gelogen.
Ik ben gewoon gek op Twix, Snickers, M&Ms, chocoprince, ... op alles wat kraakt tussen de tanden en waar chocolade in zit. Ik sla met plezier een maaltijd over om één van die massageproduceerde smeerlapperijen achter de kiezen te slaan.
Deze middag ben ik met de auto terug gekomen van het werk. Halverwege de autostrade gestopt bij een benzinestation. Mmmmmikado’s gekocht. Die kettingrokersgewijs in de mond gestopt, het hele pak zonder stoppen, vrolijk hoofdschuddend op het ritme van iCat fm (http://www.icatfm.cat/, het Studio Brussel van hier) dat zo luid stond dat ik bijna een kwartier 110 gereden heb in vierde zonder het door te hebben. Daar kikkert een mens van op.

Om maar te zeggen dat ook moeders van twee totaal onvolwassen gedrag vertonen. Uiteraard.

26 april 2011

Een aftandse trein schokt ons naar Barcelona. Mijn schriftje moet eraan geloven. Ik probeer leesbaar te schrijven maar trek lange hanepoten over de nette bladzijden. Het hardnekkige, brute geschok doet me denken aan die keren dat Jef weer eens de rebel uithangt rond bedtijd en ik hem (ten einde raad) zo hard “wieg” dat alle weerstand onmogelijk wordt en hij de strijd ten lange leste opgeeft. Ik lig niet in een paar zachte armen. Mijn hoofd bonst tegen het raamkozijn en mijn rug slaat tegen de voorgevormde (anti-vormen!) rugleuning. Maar het effect is hetzelfde, ik leg mijn schriftje neer en laat me met gesloten ogen naar de hoofdstad schudden. 
Welkom in een nieuwe werkweek.

miércoles, 6 de abril de 2011

Zwemles

Afgelopen zaterdag is Ona voor het eerst naar de zwemles gegaan. Dat is niet zonder slag of stoot gegaan. Afgelopen zomer kon je Ona op geen enkele manier in het water krijgen. Pootje baden of rondhangen in de buurt van de trap van het zwembad, was het verste dat ze wou gaan. Als rechtgeaarde ouders gaven we onszelf de schuld. Toen ze nog maar drie maanden oud was, begonnen we met haar naar zwemklasjes te gaan voor baby’s, dat soort toestanden waarbij ze baby’s in het water laten vallen en onderspatten. Maar na een paar keer was de nieuwigheid er wat van af, en begon onze regelmaat te haperen. Om half 11 in het zwembad zijn op zaterdagochtend, is stresserend. Om een lang verhaal kort te maken: we hadden het laten afweten en onze dochters zwemcarrière laten slabakken.

Een paar maand geleden besloot ik wekelijks met Ona naar het zwembad te gaan en zo twee vliegen in één klap te slaan: quality time doorbrengen met mijn door jaloezie geplaagde dochter, en de watervrees overwinnen tegen de zomer. De eerste keren stelden mijn geduld op de proef. We werden omringd door horden kleinere  kinderen die roekeloos het water in sprongen, kopje onder gingen en van de ene kant van het zwembad naar de andere trappelden, maar Ona zat huilend op de kant. Als ik haar het water in probeerde te trekken (spelend, hm) begon ze zó hard te brullen dat alle ogen zich op ons richtten. Zoiets werkt op een moeders eergevoel. Waarop ik probeerde te bewijzen dat mijn dochter geen verwende schrikscheet was. Nefast. Krijsend kind. Dreigementen sissende moeder. Quality time kreeg zo een heel nieuwe invulling.

Maar toen we allebei over de teleurstelling* heen waren, ging het ineens veel beter. Ze hing niet langer een uur lang krampachtig vastgeklemd aan mijn zwempak. Ze sprong zowaar in het water en wou zelfs geen hulp meer. Tijd om naar de zwemles te gaan, vond ik. Zonder mama deze keer, met kinderen en een monitor die ze niet kende.

En toen stond ik daar, achter het dikke glas van de cafetaria, te kijken naar mijn brullende dochter. Ik had haar weer eens voor de leeuwen gegooid. Trappelend, spartelend, zich verslikkend in het water dat ze binnenhapte. MAMA! IK WIL NIET! IK WIL NIET! IK WIL MIJN MAMA!! Rond mij commentaren van andere ouders. Na een kwartier protesteerde mijn combatieve dochter al wat minder, maar haar schokkende schoudertjes stelden mij zwaar op de proef. Ik kon niet wachten tot die stomme zwemles voorbij was en ik haar in de kleedkamers kon gaan afhalen. Met kusjes, knuffels, felicitaties en een lolly.

Onnozele combinatie: een trotse moeder met schuldgevoelens.

*Ona had ontdekt dat onze quality time een dekmantel was voor wat mama echt wilde: dat zij zwom. Mama moest verteren dat Ona niet bereid was flink te zijn om mama’s eergevoel te herstellen.

lunes, 4 de abril de 2011

Positieve ingesteldheid

Ik maak mezelf elke dag klaar voor de spiegel en toch kijk ik dan zo goed als nooit naar mezelf. Ik heb daar ‘s morgens simpelweg geen tijd voor. Getuige daarvan zijn de keren dat ik met tandpastavlekken op (bij voorkeur zwarte) truitjes of pieken in het haar op de trein stap. Ik merk dat soort dingen vaak pas op als ik een sanitaire stop inlas op het werk. Als iedereen behalve ikzelf het wel al gezien heeft, dus.

Als ik mijn handen dan sta te wassen op dat toilet, dan vind ik vaak dat ik er niet erg fris uitzie. Mijn haar zit niet goed, ik zie er moe uit, de kleur van het hemd dat ik die dag aanheb, staat mij niet goed,... Allerlei gedachten flitsen door mijn hoofd op dat moment van stille meditatie, maar nooit dat het de sporen zijn van fysiek verval die zich aftekenen op het gezicht van mijn tegenhangster. In mijn hoofd ben ik immers een eeuwige twintiger: wat slaphangt komt met een beetje sport zo goed, de kilootjes extra zijn er tegen de zomer weer af, kleren die niet meer passen zijn vast gekrompen in de was of uitgeleurd. De gedachte dat ik er op 38 niet zo goed uitzie en niet meer zo goed uit zal zien als op mijn, pakweg 28-ste, overkomt me gewoon niet. Als ik dan jonge mensen voorbij zie paraderen, dan denk ik, o, zo’n kapsel wil ik ook wel, of wat een leuke rok heeft die aan, alsof ik in die rok ook zo’n schattig poepje zou hebben.

Niet dat ik geloof dat ik bijzonder knap of aantrekkelijk ben. Maar voor de Ingrid die in de spiegel kijkt, lijkt er zoveel minder tijd voorbijgegaan te zijn dan voor de Ingrid die ze ziet.

sábado, 2 de abril de 2011

De obligate schildpad

Gisterennamiddag zaten we gezellig op het terras van mijn schoonouders te genieten van de eerste zomerse dag, toen de buurvrouw over het muurtje kwam kijken. Kijk eens wat ik hier heb, voor de kinderen. Een schildpadje, misschien 4cm doorsnee. (De buren hebben een vijver en een kolonie vruchtbare schildpadden, blijkt.) We besloten het diertje op ons terras te houden tot Ona opstond van haar middagdutje.
Het moeten de hormonen geweest zijn die die eerste warme lentedag door mijn lijf deed racen, of misschien was het wel een onvervulde meisjeswens die op een moment van totale ontspanning van mijn lippen sprong. Het geval is dat ik maar een minuut of tien nodig had van het aandoenlijk rondscharrelend wezentje, om te beslissen dat we het diertje zouden adopteren. Mijn schoonvader keek me verbaasd aan, maar ik was te blij met mijn eigen beslissing om er even bij stil te staan. Ona was dolgelukkig met haar schildpadje. Ze liet de kartonnen doos waarin we het voorlopig hadden ondergebracht geen moment los en tijdens de autorit naar huis moest die naast haar staan.
Thuis gingen we een bak halen voor het nieuwe huisdier. Tweede fout: ik liet Ona kiezen. Een echte beginnersfout. Ona koos het kitscherige schildpaddenparadijs ("Turtleland") met zwembadje, fakestrandje en twee palmbomen, 20€. Ik zat echter nog voor 100% in mijn schildpaddenroes. Ona en ik trokken opgetogen naar huis waar we onze nieuwe huisgenoot in zijn/haar nieuwe luxeflat zetten. De reactie was nogal aan de lauwe kant. Geen opgetogen gezwem, geen vrolijke groet vanop het strand. Het diertje ging achter één van de rivierstenen zitten die we op de bodem hadden gelegd. Het kwam zelfs niet eens ruiken aan de garnaaltjes die we bij wijze van welkomstgeschenk onder één van de palmbomen hadden klaargelegd. Vonden we een beetje ondankbaar. Ona ging weer met Poppemie rondrijden. Ik ging eens zoeken op internet wat schildpadden eigenlijk nodig hebben.

Twee minuten later was ik al van mijn naïeve wolkje gedonderd. Volgens verschillende websites:
-overleven waterschildpadden binnen niet zonder UV-lamp en filtersysteem voor het water,
-krijgen ze heel gemakkelijk longontsteking, en dan mag je het wel vergeten,
-stinken ze,
-kunnen ze allerlei vieze bacteriën en wormen op de mens overdragen,
-kunnen de volwassen exemplaren lelijk bijten.

Wat heeft mij in hemelsnaam bezield? Ik, die bovendien geen kooien kan zien, die nog steeds droevig word als ik denk aan de hamster die in mijn handen stierf van teveel stress (het spelen was nochtans goedbedoeld). Ik kan niet eens de schuld geven aan mijn kinderen. Voor Jef hoef ik het niet te doen, hij wordt even enthousiast van een rollende druif. En Ona lag nietsvermoedend te slapen toen ik besloot het reptiel bij ons te huisvesten.

Het ergste van al is, dat ik vreselijk bezorgd ben. Ik heb het dier opgesloten, nu ben ik er verantwoordelijk voor. Ik kan het niet in de rivier zetten. Als het doodgaat is het mijn schuld. Ik zit de hele dag in de bak te turen. Verda (Groene, zoals Ona hem/haar gedoopt heeft) eet niet en komt nooit uit het water. Ze zwemt een beetje maar niet erg veel. Ik heb een filtersysteem gehaald en twijfel over de uv-lamp. Gisteren ben ik op stap gegaan met een paar vriendinnen en heb de halve avond gepraat over de schildpad. Wij hadden die als kinderen ook, lachten ze, die gaan dood. 

Vreselijk.

miércoles, 30 de marzo de 2011

Een kind krijgen verandert stiekem dingen (2)


Een kind krijgen verandert stiekem dingen die je in je hormonenverzadigde zaligheid niet opmerkt en pas later in de mot krijgt. Als die blinde verliefdheid op het mummelend wezentje wat begint op te trekken, besef je dat niets nog hetzelfde is. Je dacht dat jullie hetzelfde verliefde koppel zouden blijven maar nu met een baby. Niets is minder waar.

Om te beginnen zijn jullie nu een mama en een papa, en in tegenstelling tot geliefden hebben die vaak recht tegenover elkaar staande standpunten. Mama zou de kleine nog wat de borst geven, bijvoorbeeld, maar papa zou hem nog wat laten wenen. Daar wordt mama zo kribbig van dat ze geen zin meer heeft in sex als de baby zichzelf ein-de-lijk in slaap gehuild heeft. Niet dat het er op andere avonden heel anders aan toe gaat. Als jullie sexleven een dier was, zou het op de lijst van bedreigde diersoorten staan, vlak onder de Madagaskar-scheenplaatschildpad: op het punt uit te sterven. Zijn habitat is verwoest door borstvoedings-BH’s en uitgeleurde onderbroeken. Slapeloze nachten en korzelige discussies over wiens schuld het is dat de baby niet slaapt, hebben het laatste poeltje romantiek drooggelegd.

Als jullie dan eindelijk dat weekendje uit zonder kinderen plannen, slaat jullie verbeelding op hol. Jullie zullen uitslapen, en daarna vrijen als wilde beesten. Jullie zullen een uur aan de ontbijttafel zitten – ongestoord!-, en hand in hand door de straten lopen. Jullie zullen interessante gesprekken voeren (en die afmaken), bij kaarslicht in intieme restaurants. Jullie zullen naar de film gaan.

Maar als het dan echt zo ver is, zijn jullie om 8u ‘s morgens al klaarwakker, wat veel te vroeg is om te sexen, dus gaan jullie eerst maar ontbijten. In de eetzaal van het hotel zitten jullie melancholisch te kijken naar andermans kinderen. Waarna jullie de fout maken naar huis te bellen om te laten weten dat jullie goed zijn aangekomen. Dan zijn er twee mogelijkheden: de kinderen missen jullie of de kinderen missen jullie niet. In beide gevallen leggen jullie de telefoon neer met een onaangenaam gevoel onder de ribben. Het interessante gesprek in het intieme restaurant gaat over de kinderen en als jullie daarna terug zijn op jullie kamer, is het glaasje wijn dat jullie gedronken hebben zo hard tekeer gegaan in jullie van alcohol verstoken lichaam, dat de sex meer een verplicht nummer is dan die beestige sex waar jullie van gedroomd hadden. Waarna jullie, hand in hand, in een weldoende slaap wegzinken.

domingo, 27 de marzo de 2011

Avondritueel

Een paar maanden geleden heeft Ona van haar peter een boek van Toon Tellegen gekregen. Het is nog moeilijk voor haar, maar omdat ik het zelf zo grappig vind, lees ik er toch vaak uit voor. We lezen dan telkens hetzelfde verhaal. Een verhaal over een eekhoorn die midden in de nacht wakker wordt van een geluid aan zijn deur.  Het is Ona’s enige boek zonder prenten. En het enige boek waarbij ze niet ongeduldig de bladzijden in mijn plaats omslaat. Ik stel me voor dat het verhaal voor haar een soort onverstaanbaar gedicht is waarin ze steeds meer ankerpunten vindt. Eilanden in het verhaal die ze begrijpt en die naar elkaar toegroeien.

Ona staat op het ritueel. Ik laat me regisseren. We moeten beiden aan het hoofdeind van haar bed zitten. Zij moet nog wat met haar poep schuifelen voor zij goed zit en mij kan aangeven waar precies mijn plekje is. “Kom hier zitten mama. Nee, meer naar hier. Zeg! Je duwt me plat...” Als we dan eindelijk goed zitten, Ona in mijn oksel en het boek open op altijd datzelfde eerste verhaal van de bundel, dan vraag ik haar: zullen we beginnen? Ze knikt tuttend ja en ik steek van wal, op het tempo van een oude veerpont. Woord voor woord, wandelen we door de tekst als door een kamer waarin je alle dingen kent maar toch opnieuw bekijkt. Mijn dochter en ik, wij rekken de tijd.

jueves, 24 de marzo de 2011

Een kind krijgen verandert stiekem dingen

Een kind krijgen verandert stiekem dingen die je in je hormonenverzadigde zaligheid niet opmerkt en pas veel later in de mot krijgt. Eerst was je iemand, en nu ben je plots de moeder van iemand. Ik kreeg pas door wat dat betekent toen ik naar de babymassage begon te gaan. Ona was toen 1 maand oud. Ik zat nog in de piek van de symbiose met mijn eerstgeborene. Ze was dan wel uit mijn buik gekomen, maar ze hing bijna altijd aan me. Ik vond het zelfs spijtig om haar in de wieg te leggen als ze sliep.

Babymassage is, ondanks de misleidende naam, groepstherapie voor jonge moeders. Sommige baby’s laten zich gelukzalig doen, andere lijken er niets te van te merken en slapen door de hele massagesessie, welke trucjes mama ook probeert om haar kleintje tot bewustzijn te dwingen. Maar er zijn er ook baby’s die een uur lang proberen te ontsnappen aan de massageolieklieder en het gekneed en geaai. Wie nog niet goed genoeg te been is om aan mama’s pollen te ontkomen, blijft hardnekkig brullen tot mama de moed laat zakken en de kleine aan de borst legt. Er wordt daar door de band meer geborstvoed dan gemasseerd. Wat ik bedoelde: dat de massageles niet voor de kinderen wordt georganiseerd.

In die massagesessies, waarin ik voor het eerst het gevoel kreeg dat er leven was buiten ons nieuwe nest, en daar ook weer zin in kreeg, merkte ik iets vreemds op. Alhoewel ik uitkeek naar de wekelijkse samenkomst om ongeremd al die frustraties te kunnen lossen die zelfs mijn man (toch ook pas vader) niet begreep, alhoewel deze moeders in recordtempo hartsvriendinnen werden waaraan ik alles durfde vertellen, kende ik hun naam niet. Ik kende hen en zij mij als “de moeder van”.

Daar is sindsdien niet zoveel aan veranderd. Ik maak nu deel uit van een groot netwerk van moeders en vaders van, die mij ongetwijfeld als Ingrid (Ona) in hun gsm hebben staan. We kennen elkaars kinderen van toen ze nog zooooo klein waren, we weten hoe lang de bevallingen geduurd hebben, over welke kinderdagverblijven ze getwijfeld hebben, de homeopaten die ze raadplegen en de strategieën de ze gebruiken om de kinderen te doen eten/slapen. Maar als we al iets weten over elkaars beroepsleven, passies en vorige levens dan is dat geheel toevallig en zijn onze oververzadigde breinen dat alweer vergeten.

Ach. Het geeft niet als één van de jonge ouders waar ik al uren mijn hart tegen gelucht heb, zich mijn naam niet herinnert, of denkt dat ik Duitse ben. We nemen zulke dingen niet persoonlijk op en doen lachend tegen elkaar alsof we binnen een jaar of twee ons oude leventje weer zullen recupereren.

martes, 22 de marzo de 2011

Ona maakt plannen

Als ik Ona ga halen in de crèche, komt ze al roepend op mij toegelopen. “Marc komt bij ons spelen!” Marc voegt zich lachend bij Ona en zegt tegen de juf: “Ik ga bij Ona spelen!” Dat hebben ze mooi geregeld, die twee. Ik zeg hen dat ze Marc niet zomaar mee naar huis kunnen nemen, dat ze zijn mama moeten vragen of dat wel kan. Vandaag dus niet, misschien een andere dag. Maar de twee hartsvrienden horen niets van wat ik zeg. Ze springen op en neer en roepen “wij willen pannekoeken*!”.
Op dat moment komt Marcs moeder de speelplaats van de crèche opgestapt. Ik lach verontschuldigend naar haar om duidelijk te maken dat ik het niet ben die haar zoon vanalles beloofd heeft. “Ze hebben plannen gemaakt.”

We zijn in het tijdperk van de vriendjes en vriendinnetjes beland. Ze vallen sneller in en uit de gratie dan de onderdanen van de Queen of Hearts**, maar de wereld draait om hen. Het grootste compliment dat je tegenwoordig van Ona kan krijgen, is te horen dat je haar vriendin bent. (Mama heeft die eer niet, mama hoort thuis in een categorie die een beetje lijkt op die van de dingen die er altijd zijn, bij de hand en nodig, type ijskast, bed, ...) “Marc is mijn vriend. Jef is mijn vriend” (betekent véél meer dan: “Jef is mijn broertje.”) “De pony die Artiest heet***, is mijn vriend. Margarita de koe is mijn vriendin****.” Het is een lofzang in éen woord samengebald.

Vooraan in de vriendenrangschikking staat Marc, een wakkere jongeman die meer dan opgewassen is tegen onze flamboyante dochter (je voelt me aankomen). Waar Marc gaat, wil Ona gaan, en vice versa. Wat Marc doet, wil Ona doen, en vice versa. Wat Marc heeft, wil Ona hebben, en vice versa. En hier zijn we terechtgekomen bij die flinterdunne grens tussen haat en liefde. Een lieflijk tafereel kan plots omslaan in een drama. Want als er iets heiliger is dan alles, heiliger zelfs dan een Vriend, dan is het wel Poppemie. En uiteraard wil Marc met Poppemie spelen, en niet met al die andere poppen die Ona heeft. En als Ona Poppemie niet geeft, dan rukt hij de pop wel uit haar handen en loopt dan snel zo mogelijk weg. En wat dan volgt: wederzijds gestamp, getrek en gestoot,  en trommelvliesperforerend gekrijs.

Wij, theedrinkende moeders, staan dan maar weer op om de vechtende aartsvijanden uit elkaar te halen.
 
*Sinds ik pannekoeken gemaakt heb voor een vriendinnetje dat we op bezoek hadden, hoort pannekoeken bij komen spelen. Ona nodigt al haar vriendjes uit om pannekoeken te eten bij ons thuis. 
**”Off with her head!”, Alice in Wonderland
*** Echt waar
**** Dat ook

jueves, 17 de marzo de 2011

Onbezorgde moeder

Ik ben een onbezorgde moeder. Als ik Jef van de crèche haal met de tandafdrukken van een ander kind op zijn wang, vraag ik zelfs niet wie hem gebeten heeft. Dat zouden die mama’s van sommige van de Italiaanse kinderen die ik op de lagere school in de klas had, wel anders gedaan hebben. Die verschenen op de speelplaats, (potige vrouwmensen met een snor en spierballen van het deeg te kneden) in vuur en vlam over het onrecht dat jij hun dochter had aangedaan. Voor je het wist hadden ze je bij je haren en sleepten ze je naar het respectievelijke kreng om je excuses aan te bieden en op het hoofd van je moeder te zweren dat je het nooit meer zou doen. Als zo’n woeste ma de schoolpoort binnen kwam stormen, deed je ‘t in je broek, zelfs al had je helemaal niets gedaan. Want je wist dat je er alleen voor stond. Want jij had natuurlijk van die onverstoorbare ouders (type mezelf) die eerst vroegen of jij iets misgedaan had. Die hoogstens eens gingen praten met de directie na de schooluren. (Wat een vergissing!!! Alsof de directie aan jouw kant stond!)

Jef kruipt (2)

Tot voor kort waren de ergste verwondingen die Jef opliep die paar onhandige krassen op zijn wangen als mama weer te veel dagen zijn nagels niet geknipt had. Maar sinds hij kruipt, is hij razendsnel kennis aan het maken met de harde realiteit. In een paar dagen tijd is hij van het bed getuimeld terwijl zijn vader naar een body zocht, met zijn wenkbrouw tegen een plint aangesmakt na een slippartij op de natte badkamervloer toen hij zijn badende zus ging bezoeken, op zijn kin gevallen bij een zoveelste poging de trap op te klimmen, en zonder duidelijke aanleiding plat op de grond gevallen zodat hij zijn lip heeft opengebeten. De baby zit vol bulten en blauwe plekken. Mama vreest dat ze één van dees een maatschappelijk assistent over de vloer zal krijgen.

Veel erger dan al die ongelukken zijn de reacties die zijn valpartijen uitlokken. Waar mama een paar weken geleden bezorgd toegesneld kwam, komt zij nu op haar gemak eens kijken. “Allé Jef, wat doet ge nu?!” of  “Jefke toch, de vloer is nat hier, dat is gevaarlijk.” Sinds de baby zich autonoom voortbeweegt en vol van zichzelf de Vasco da Gama uithangt, lijken al die gevaren waar mama hem angstig voor beschermde, nu ineens zijn eigen schuld. 

Heeft iemand het manneke misschien een handleiding meegegeven voor het zich verplaatsen in de materiele wereld? (Iets dat hoog is, is iets waar je van naar beneden kan vallen. Dat soort zaken.) Heeft het ventje een spoedcursus fysica gekregen waardoor hij nu kan begrijpen wat het effect is van water op tegels? Of is moeder een beetje nijdig omdat haar prinsje niet meer bij haar op de schoot wil?

miércoles, 16 de marzo de 2011

Jef kruipt

Jef kruipt* en plots is alles anders. Jefke is niet langer dat knuffelig koalabeertje dat zijn pootjes rond mama’s armen slaat en open-mondkussen op haar wang en neus duwt. Hij wil niet meer bij haar op de schoot. De kleine verrader heeft plots in de gaten gekregen dat hij nu op eigen kracht kan geraken waar hij zelf naartoe wil gaan en wil nu alles zelf doen. Een beetje voorbarig vindt mama, die zijn gestuntel meewarig van op een afstandje in het oog houdt. Als ze op armafstand van hem komt, duwt hij haar ongeduldig weg. Jef wil geen tut (tutten zijn voor slapers), Jef wil geen gepotel aan zijn lijf, Jef wil zelf de lepel vasthouden en de pap in zijn ogen en oren smeren. Hij geniet van zijn nog zo recente vrijheid. Het ene moment zit hij aan de schoenen bij de voordeur, en het volgende hoor je het kabaal van de kookpotten die hij in de keuken uit de kast sleept.

(Het leven van een kruipende baby zit vol verrassingen. Koekjes onder de zetel, tubes die opengaan en waar iets zacht en wit uitkomt dat whaaa smaakt (uitspuwen!!!), deuren die omgekeerd opengaan en op je hoofd vallen, lepels waar geen eten in zit, bewegende knuffels die vreselijk grappig zijn tot ze bijten en uit het niets opduikende mama’s die je oppakken en je kilometers ver neerzetten van waar je met veel moeite naartoe was gekropen. )

Hij steekt zijn armen uit naar mama als ze voorbijkomt, maar als ze hem optilt en knuffelt, begint hij zich af te duwen als een hysterische straatkat. Ze probeert hem neer te zetten maar hij dan gaat hij helemaal stijf staan, zodat ze hem moet neerleggen, waar hij al helemaal woest van wordt. Als ze na een poosje nog eens komt kijken of hij al bedaard is, zit hij weer recht. Hij wijst naar de keuken en zeult ongeduldig aan mama's broek. Hij wil helemaal geen knuffel. Hij wil een lift. “Zeg makker, ga zelf maar”, zegt mama gekwetst. Voor het eerst heeft ze heimwee naar het fragiele baby’tje dat zich met alle macht vastzoog aan haar borst en alleen met haar naar bed wou.

Ondertussen heeft Jef Poppemie beet. Mama kijkt bezorgd rond of zijn zus het in de mot heeft. Ze komt al aangestormd. Jef kauwt nietsvermoedend op een linkervoetje.
Het volgende moment ligt hij languit op de grond, hij knippert met zijn ogen als een gek met een tic, (dat éne geluidloze moment voor hij beseft wat er net gebeurd is). Nu gaat hij brullen, denkt mama al.



* Als ik eerlijk ben moet ik zeggen dat hij schuift. Net zoals er mensen zijn die met tien vingers typen en mensen die het met twee doen, zijn er baby’s die kruipen en baby’s die op drie ledematen vooruitschuiven. Ik troost mij met de gedachte dat er Bookerprizewinnaars zijn die met twee vingers typen.

martes, 15 de marzo de 2011

The Bilingual Family Newsletter

Spijtig genoeg te laat ontdekt, want ondertussen opgedoekt, maar heel leesbare info voor families zoals wijzelf die proberen hun kinderen meer dan één taal mee te geven:

http://www.bilingualfamilynewsletter.com/archives.php

lunes, 14 de marzo de 2011

Guerillaoorlog

Sinds Ona groot genoeg is om haar bord over de rand van de tafel te stoten, voert ze op haar eentje een guerrillaoorlog die het Terreurbewind (Papa en Mama) heeft afgepeigerd, zware interne onenigheid gezaaid en de ouderlijke macht gevaarlijk aan het wankelen heeft gebracht. Het Terreurbewind dicteert de wet nochtans met ijzeren hand. “Wie niet eet gaat in bed” (zonder dessert, zonder Dora, en zonder een verhaaltje voor het slapengaan). Jarenlange consistentie heeft van Ona een kind gemaakt dat alles eet en op voorbeeldige wijze, zolang we het hebben over buitenshuis eten (restaurants, bij vriendjes thuis en op school). Thuis gaat de strijd voort en legt ze meer resistentie aan de dag dan een ziekenhuisbacterie. (Ik vrees dat mama en papa na zoveel koppigheid een koekje van eigen deeg geserveerd krijgen.)   
Onze twee-en-een-half-jarige wisselt vaker van strategie dan de doorsnee 6-jarige van hello kitty outfit*. Ik noem er maar een paar:
-Precisiebombardementen: warme soep in de décolleté van mama, natte courgette op de mat,  cous-cousregen over het wasrek met de propere was. Zeer efficient als mama een zware dag heeft gehad op het werk.
-Tergende traagheid: een soort van Chinese marteling waarbij het erom gaat zo traag mogelijk te eten opdat het Terreurbewind langzaam maar zeker die gezellige rest van de avond weg ziet tikken. Geweldige tactiek om mama en papa aan het kibbelen te krijgen.
-Kauwgomtactiek: tot twee uur toe kauwen van dezelfde hap kip, en als het Terreurbewind over durft te gaan tot dreigementen, opzichtig kokhalzen met het platgekauwde hapje op de lippen. Absolute winner als er grootouders in de buurt zijn.
-Buikpijn (juist, die oude klassieker)
-On/Off: zeggen dat ze niet meer wil eten, maar als je haar slabbetje uitdoet hartverscheurend beginnen te roepen dat ze wil eten, zodat al je buren weten dat je je eigen vlees en bloed naar bed stuurt met een lege maag. Als je haar terug naar de tafel brengt weer heel rustig zeggen dat ze niet wil eten, enzovoort totdat iedereen totaal overstuur naar bed gaat.
-Last but not least, ik noem deze De Andere Wang: zeggen dat ze niet meer wil eten, dat ze wil gaan slapen, en als ze ’s morgens bij het ontbijt hetzelfde bord voorgeschoteld krijgt, het goedgemutst opeten. Meesterlijk! Tegen zo’n overwicht is zelfs het Terreurbewind niet opgewassen.
En als mama dan, met het gebruikelijk schuldgevoel, op haar oude pantoffels de donkere kamer binnensluipt en een kusje geeft aan het totaal in dromen verzonken schatje, zegt het in haar slaap: “ik wil Smarties”.

Wie kan daar tegen op?


*Heeft dat in België ook zo’n succes? Een poes met een dikke kop, for god’s sake. Klinkt hier trouwens als een arabisch scheldwoord: “chellow kietie”.

jueves, 10 de marzo de 2011

Jane Fonda

Ik wil zijn zoals Jane Fonda: op mijn veertigste wil ik er 30 uitzien en op mijn vijftigste 35. Om dat te bereiken houd ik al jaren een strak trainingsschema aan (step en cycling, buikspiersessies en meer van dat). Ik was goed op weg maar ik moet toegeven dat twee zwangerschappen lelijk huisgehouden hebben. De toekomstperspectieven zijn niet meer wat ze waren.
Wat niet wil zeggen dat ik me laat kennen. Ik ben een moderne vrouw en ik kan tegelijk een toegewijde moeder zijn, een carrièrevrouw én een babe. (Mental note: later wil ik ook een keukenprinses zijn en evengoed koken als mijn schoonmoeder.) Daarom ga ik twee keer per week naar de plaatselijke fitness en probeer zo goed mogelijk op te gaan in de veerkrachtige menigte. Al zijn er details die mij verraden:
-Overdreven organisatie: in mijn sportzak zitten: shampoo, douchegel, conditioner, deo, bodymelk, een borstel, twee elastiekjes, een reservepaar sokken, zakdoekjes, water en een banaan voor als ik honger krijg. (Sinds ik kinderen heb, is één hersenkwab voltijds bezig met het voorzien van praktische zaken.)
-Overdreven enthousiasme: sporten is geen verplicht nummertje, sporten is losbreken uit de dagelijkse ontbijt-werken-vieruurtje-speeltuin-avondeten-bad-opruimen-voorlezen-ineenzinken-routine . Sporten is TIJD VOOR MEZELF. Ik heb zoveel in te halen dat ik af en toe mijn zelfcontrole verlies en met Flashdance-achtige energie begin te springen van opwinding (tijden de steples bijvoorbeeld). Heel uncool.
-Ongepaste communicatiedrift: mijn medecyclers en –steppers zijn niet geïnteresseerd in mijn naam (dat merk ik aan hun glazige blik, mijn uitgestoken hand blijft eenzaam in de lucht steken en keert vergeefs terug naar de thuisbasis). Als ik een tweede poging doe en me nog maar in hun richting begeef, beginnen ze druk aan hun hartslagmeter te sjorren alsof hun leven ervan afhangt.
En als ik dan lig te zweten als een varken na een half uur steppen, en een kwartier gewichten tillen, zie ik al die fitte exemplaren naar me gluren en denken: die van de beenverwarmers laat het al afweten.

miércoles, 9 de marzo de 2011

Dag van de Werkende Vrouw

8 maart: Internationale Dag van de Werkende Vrouw las ik hier gisteren in de (Catalaanse) Google doodle. Dag van de Werkende Vrouw?? (Vrouwendag, dacht ik) Wat is dat voor iets? Een dag waarop mannen thuisblijven, de was doen en hun schat ’s avonds opwachten met een heerlijke visschotel? Een dag waarop het moeder de vrouw is toegestaan met papvlekken op haar blouse naar het werk te komen? Of mag ze die dag ongegeneerd in haar kruis te krabben, en boeren laten aan tafel? Een dag waarop de mannen nota nemen in de vergaderingen, zwijgen als de vrouwen praten en beleefd meelachen als zij grapjes maken over de kleine lul van de grote baas? Een dag waarop secretaressen met hun baas mogen ruilen, hem briefjes dicteren? Om koffie sturen? (Met een koekje en een wolkje melk.)

Ik ben maar een eenvoudige werkende vrouw, zonder grote ideeën, maar ik heb vanmorgen op de trein nagedacht wat ik zou doen voor de Werkende Vrouw (i.e. mijzelf). Hier is mijn pamflet:

Weg met het chiclettebakfeminisme. (Wie nog niet weet waar haar clitoris ligt, kan terecht bij haar gynaecoloog.)
Weg met het valse dilemma tussen werk en gezin. (Weg met excuustruzen en supervrouwen en schuldgevoelens op de crèche)
Laat ons moedig zijn en echte maatregelen nemen.
Ik pleit voor positieve discriminatie.
Van de mannen.
Een paar voorbeelden:
-Verbod op overwerk voor mannen.
-Zwangerschapsverlof alleen verplicht maken voor mannen en dit voor een minimale periode van zes maanden.
-Deeltijds werken verplicht maken voor mannen vanaf het tweede kind (bevordert tevens de werkgelegenheid).
-Verbod voor mannen op werken tijdens de schoolvakanties. (Er moet dringend een eind gemaakt worden aan de slavernij van grootouders die dag in dag uit met hun kleinkinderen opgezadeld worden.)
-Minimumquota van mannelijke secretarissen: 75% van alle “office managers” moeten mannen zijn.

martes, 8 de marzo de 2011

Een zware dagtaak (2)

Het is 5u46 als Jef zo hard begint te brullen dat het gevaar dat hij Ona wakkermaakt acuut wordt. Mama ziet dat op ons weather station annex klok, een lichtbaken in onze kamer (reclamebord op time square-gewijs) dat de hele nacht, zonder mededogen en in grote letters afficheert hoe walgeljk vroeg en walgelijk laat het is*. Papa is vrééselijk moe of hij doet heel goed alsof (of allebei). Niets is zo irritant als zelf uit bed moeten als er een andere capabele volwassene langs je ligt te snurken.
Mama doet haar best om het Jef niet kwalijk te nemen, maar probeer die tut toch een paar keer terug in zijn mondje te friemelen. Hij schudt razendsnel heen en weer, hij weet natuurlijk wat mama probeert. Hij weet nog beter wat hij zelf wil. Als hij bij haar op de arm zit, graait hij de tut uit haar hand en plopt die terug tussen zijn lippen. Hij lacht naar haar, begint in zijn handen te klappen.
En dan zit ze daar mooi, om zes uur ’s ochtends met een klaarwakkere baby. Jef laat het slechte humeur van zijn moeder niet aan zijn hart komen. Hij schuifelt de gang op en neer, lachend en kirrend alsof hij op een kermisattractie zit. Mama maakt van de nood een deugd en plooit onderbroekjes, zoekt sokjes bijeen. Bedenkt ondertussen allerlei vreselijke straffen voor papa. Mama probeert positief te zijn en bedenkt dat ze vandaag tenminste tijd zat zal hebben, niet zal hoeven te rennen.
Dat denkt ze nu omdat ze nog niet weet dat ze straks, net als ze met Jef en Ona aan de deur staat (helemaal aangekleed en bejast en gesjaald) Jef van die rode kakoogjes zal krijgen, en dat zijn bevallige zus, terwijl mama lagen winterkledij uitpakt om Jef’s plakkaka zo snel mogelijk te evacueren (kwestie van dat bodietje niet te moeten wisselen, want dan zijn we nog even bezig), "KAKA!!" zal roepen.en met die snelheid die ze enkel tentoonspreidt op de minst aangewezen momenten het potje zal pakken, haar broek omlaag doen en een hoopje plaatsen van volwassen formaat, vervolgens razendsnel weer opstaan en met haar broek op de enkels en een vuile poep naar het hoopje geplooide was strompelen op zoek naar een onderbroek voor poppemie. Dit alles terwijl het kantelend potje achter haar definitief omvervalt.
Het is triest maar waar: op dat moment zal al de rust van die zo vroeg begonnen ochtend (muësli met vers fruit en yoghurt, het half uur dat Ona gehad heeft om zichzelf aan te kleden, het voetbal voor amateurs dat Jef met een verpletterende 7-83 score gewonnen heeft) verloren gaan. Mama zal een resem heel child-unfriendly vloeken door de kamer sturen. Ona zal geschrokken naar de WC schuifelen en verzoenend aan komen stappen met een stukje wc-papier. Jef zal zich een breuk lachen.

*Walgelijk vroeg is: Wat?! Is ie nu al wakker?! Walgelijk laat is: opgestaan om de oudste terug in slaap te sussen na een nachtmerrie, zelf in slaap gesukkeld, wakker geworden met een tintelende arm, heel voorzichtig het hoofdje van je voorarm getild, geruisloos de kamer uitgeslopen, je andere helft naar zijn kant van het bed geduwd, en net toen je al weg lag te soezen, dat zachte gepruttel van Jef gehoord, voorbode van de sirene en weten dat je nog drie minuten hebt voor hij de volumeknop openzet. Je hoofd opheffen en het weather station dat zegt: 5:00, 5:00, 5:01. Dat is walgelijk laat.

jueves, 3 de marzo de 2011

Sierhondje

Ze neemt drie zitjes in met al haar rommel (sjaal, tasje, gsm,... uitgestald alsof de trein haar boudoir is), maar de hond mag niet op de schoot. Het enige wat ie kan doen om dichter bij haar te komen is onder haar zitje kruipen. Maar telkens als hij dat probeert, trekt ze zo hard aan de lijn dat zijn pootjes het contact met de vloer verliezen en hij een meter of zo door de coupé vliegt. Het zal hem worst wezen dat hij een kleurig wollen vestje draagt van één of ander fancy hondenmerk, een halsband met briljanten en een zilveren bot met zijn naam in gegraveerd. Denk ik zo.

Een zware dagtaak

Ik zet mijn wekker om 6u15 zodat ik die drie keer kan afduwen. Drie keer is niet genoeg, maar het enige alternatief is de wekker nog vroeger zetten, en dat is deprimerend. Na de derde keer gooi ik mezelf uit bed (een beetje zoals een vis die uit zijn bokaal probeert te ontsnappen) om te vermijden dat ik terug slaap val. Ik lig wat te spartelen op de vloer, sta tenslotte op, pak de kleren die ik gisterenavond heb klaargelegd, was me kleed me aan en loop tegen het hek aan dat op de trap gemonteerd staat zodat de kinderen niet naar beneden vallen. In het halfdonker prul ik aan het kinderveilige slot, vloekend. "Klotepoort van mijn voeten" Het zou de eerste keer niet zijn dat ik het ding losstamp en het denderend naar beneden klettert. Maar dat soort toestanden zijn te vermijden. De kinderen slapen nog en dat wil ik nog even zo houden.  (Heb ik vermeld dat ik om 5u al op was voor het flesje van Jef? Toen heb ik ook al staan morrelen aan dat snertpoortje.) Boekentasjes maken. Gsm geladen? Vlug een boterham naar binnen proppen. Ona's ontbijt klaarzetten. En dan de hummeltjes wakker maken, maar eerst drie keer diep ademhalen. Ik doe mijn best om het stressmasker waarin mijn voorheen nog slaapslappe gezicht alweer vastgeklemd zit, los te krijgen. Kweste van de kinderen met een aangename glimlach te begroeten. Bless them, mijn lieve schatjes, ik verdien hen niet, ze worden lachend en babbelend wakker alsof elke dag een feest is en ze in het huis van pipi langkous wonen. Ik doe nochtans mijn best om dat geweldige humeur te verpesten. Ik laat hen niet uitspreken, niet dansen, niet kruipen, ze moeten hemdjes aan en luiers uit, pipi doen en trappen af en vlugger alstublieft en jasjes aan, de sjaal, de muts. De moto mag niet mee, poppemie ook niet. Ze mogen niet aan de stopcontacten likken en ze mogen NIET HUILEBALKEN omdat we de mickey mouse-regenlaarzen niet vinden en ze daarom niet in de plassen zullen kunnen stappen. "ONA!" roept het stressmasker "HET IS GENOEG GEWEEST!!!" Alsof zij (de oudste) de oorzaak is van deze rotochtend, en "Pas op met de paraplu, je steekt Jef nog een oog uit!"
Daarna voel ik me schuldig. (Klassieker) Vraag ik kusjes, gebukt onder het parapluutje dat Ona tergend laag over haar hoofdje geklemd houdt (paddestoelsgewijs, een paraplu met beentjes). Geduldig kusje krijg ik dan van haar. Jef lacht met de druppels die op zijn gezicht vallen, hij trekt zijn tulband los. (Heb ik vermeld dat het carnaval is en de kinderen verkleed naar de crèche moeten?)
Al dat gehaast om weer voor de gesloten deur van de crèche te staan. (Dat zullen ze me later verwijten, als ik oud en weerloos ben en we op een gezellige avond met vrienden oude koeien uit de sloot hijsen: Ons ma maar jagen alsof de hele klas op ons zat te wachten en als we dan aan de crèche kwamen was die nog gesloten!! ). Haha.
Enfin, terug naar het hier en nu. Ik dwing een vriendelijke glimlach op mijn gezicht voor de juf die goedgemutst en ontspannen komt aangewandeld. Drop de kinderen, zwier jasjes en tasjes naar de respectievelijke kapstokjes, roep instructies in verband met medicatie naar Jefs juf, en storm dan handkusjes werpend naar buiten. Vandaag kan ik de trein echt niet missen.
Ons klein stationneke is één modderpoel. Ik parkeer de auto op het laatste moddervrije plekje en trippel-ren met opgeheven broekspijpen naar het perron in een poging om niet helemaal onder het slijk te hangen én toch de trein te halen. Ik haal die, net.

Heb ik de auto gesloten?

De rest van de dag is gemakkelijk. Trein tot Barcelona. Metro. Reglement opstellen voor het volgend evenement dat we organiseren. Planning opstellen tot juli. Koffie met Raquel. Vergadering met Rafa. Trein terug, kinderen ophalen, spelen, voeden, baden en in bed steken:  piece of cake!

Dagdroom

Als ik in plaats van de nerveuze moeder ...("Ona! Vooruit, kom je jas aandoen! Ona?! ONA!! Ik zeg het geen drie keer." Nee, ik zeg het dertig keer, een op educatef vlak nefaste tactiek, waar je niet meteen tijd mee wint.)

Als ik in plaats van de nerveuze moeder die aan de voordeur van de nog gesloten crèche mutsen rechttrekt, jasjes dichtknoopt, mondjes afveegt met die rotdoekjes waar Jef pukkels van krijgt, ...

Als ik in de plaats van die nerveuze moeder, de verzorgster kon zijn, die daar slaapdronken komt aangewandeld (10 minuten te laat!!), die in haar tas naar sleutels zoekt, de deuren van het huisje waarin onze dorpscrèche geïnstalleerd is, opengooit en matten klaarlegt voor de kleinsten, die vandaag de doos met knuffels bovenhaalt en bij hen op de grond gaat zitten,...

Dan zou ik vandaag de hele dag alleen met Jef en Ona bezig zijn (en ook een beetje met hun vriendjes) en de verzorgster in mijn plaats naar mijn werk laten gaan met de trein van 8:18 naar Barcelona. Ze mag de kinderen gerust wat later komen halen vandaag, 6 uur is geen enkel probleem. Dan blijft er tijd genoeg over om rustig te koken met Arnau, een filmpje te kijken en te sexen voor het slapengaan.

Een andere vrouw

Jef ruikt naar een ander. Sinds twee dagen ruikt mijn zoon als hij thuiskomt naar een ander. Tien maanden oud en er zit al een andere vrouw aan zijn vel. Het duurt uren voor die geur verdwijnt. Ik zit maar aan hem te snuffelen als een onnozel vogeltje dat haar kleintjes niet meer herkent omdat een mens eraan gezeten heeft. Ze zouden de verzorgsters in de crèche moeten verbieden parfum te dragen. Ik vind het heerlijk dat ze zo lief zijn voor Jef, en hem ronddragen als daar tijd voor is, maar als hij thuiskomt moet ie naar zichzelf ruiken, hoogstens naar een zalfje of naar die doekjes waar ze babietjes de godganse dag mee afvegen.

Palutordera-Clot, en terug

Elke ochtend neem ik de trein van Palautordera (op 60 km van BCN) naar Clot, een station in Barcelona. Tijdens de vijftig minuten de de reis duurt, schrijf ik in mijn moleskinnetje neer wat er in mijn hoofd omgaat. Ik werk deeltijds, en heb twee kinderen, een meisje van 2 en een jongen van 10 maanden.