martes, 31 de mayo de 2011

In geval van een ongeluk

“In geval van een ongeluk zullen de zuurstofmaskers naar beneden vallen. In dat geval moet u eerst de maskers bij de kinderen opzetten en dan pas bij uzelf.” De stewardess lacht naar Jef. Ze lijkt een beetje op Barbie. Jef vindt haar geweldig, hij kirt en knipoogt naar haar. Zelf denk ik dat ze best haar stewardessenhandboek nog eens doorneemt. Maar ik moet toegeven dat ik die onveilige veiligheidsmaatregelen wel leuk vind. Ik stel me een hele veiligheidsdemonstratie voor in dezelfde trant.
Stel niet uit tot later wat u onmiddellijk al kan doen. Blaas het zwemvest op terwijl u nog in het vliegtuig bent.
In geval van nood begeeft u zich best zo snel mogelijk naar de dichtsbijzijnde uitgang. Wie het eerst bij de deur is, heeft de meeste kans op overleving.
Houd uw spullen steeds bij de hand, zo kan u zoveel mogelijk uit de brand slepen in geval van een ongeluk. U weet maar nooit of uw gsm,  jas, agenda, pijama...van pas kunnen komen als het vliegtuig neerstort op een onbewoond eiland.
Onthou waar de nooduitgangen zitten en reken niet op de stewards/stewardessen. Wij hebben een motorbootje waar spijtig genoeg alleen plaats is voor de crew.
Dank u voor uw aandacht. Wij wensen u verder nog een aangename vlucht.

lunes, 30 de mayo de 2011

Half thuis

’s Middags zitten werken in het kantoor in Barcelona en ‘s avonds aan de feestdis zitten in Vilvoorde met de hele familie. Daar is tegenwoordig helemaal niets vreemd aan. Maar ik herinner me de tijd nog dat ik met mijn ouders naar de familie in Catalonië ging: uren achter in de auto, een discreet dingetje maar creatief omgetoverd tot rijdend bed-annex speelruimte (in die tijd konden kinderen nog onbezorgd op de achterbank rondspringen). Na een paar uur waren we de spelletjes die we meehadden al beu en begonnen we (ik en mijn zus) elkaar op de zenuwen te werken. Een uitbrander van mijn vader bekoelde de verhitte gemoederen. En dan bleven er nog ontelbare uren over. Frankrijk was eindeloos lang. We werden slaperig en kleverig van de warmte (dat was immers ook de tijd vóór de airco). Ik lag op mijn rug met mijn voeten tegen het raam, met mijn voeten tegen de hoofdsteun van de voorste zetels (Hou op met tegen de zetel te duwen, Ingrid!), op de hoedenplank, maar raakte elke positie na vijf minuten al beu. 

In die tijd besefte je nog hoe ver Barcelona van Limburg ligt. Mijn grootmoeder riep door de telefoon zodat wij haar zouden horen in het verre België. De appelsienen waren 100 keer lekkerder, en mijn nichten in Sabadell hadden nog niet hetzelfde (IKEA-)meubilair als ik in Brussel. Tegenwoordig lijkt het alsof we allemaal in hetzelfde dorp wonen. In de supermarkt in mijn dorp verkopen ze Côte d’Or. Om maar iets te zeggen.

Maar mijn lichaam heeft moeite met die sprongen door de ruimte. Soms lijkt het alsof mijn boordcomputer de nieuwe positie nog niet herkend heeft. Dan denk ik verrast “Hé! Een Belgische nummerplaat” in het midden van Brussel. Soms overkomt mij de gedachte op de koffie te gaan bij iemand die 1500 km ver woont, totdat ik besef dat ik alweer thuis ben, dat is te zeggen, waar nu mijn thuis is. Het hoeft voor mij allemaal zo modern niet. Ik hou wel van mijn trage brein dat een dag nadat het vliegtuig geland is, nog steeds terug is aan het komen. Ik weet wel dat de wereld een zakdoek groot is en dat we daarop als vlooien heen en weer bonzen, maar 1500 km blijven 1500 km tussen wat mij lief is hier en wat mij lief is daar.

miércoles, 18 de mayo de 2011

Waarom?

I

Vooruit Ona stop met spelen.
Waarom?
Omdat ik wil dat je je broek aantrekt.
Waarom?
Omdat het tijd is om naar school te gaan en je bent nog niet aangekleed.
Waarom?
Omdat mama anders te laat aankomt op haar werk
Waarom?
Omdat mama’s baas zich anders afvraagt waar die Ingrid toch blijft.
Waarom?
Dáárom schatteke, doe die broek aan.

II

De groenten ook, Ona
Waarom?
Omdat je een beetje van alles moet eten.
Waarom?
Omdat dat gezond is.
Waarom?
Omdat je niet alleen worst kan eten.
Waarom?
Omdat je ook groenten nodig hebt.
Waarom?
Om kaka te doen.
En pipi?
Pipi ook
Waarom?
Dáárom Ona, prik nog een worteltje.

martes, 17 de mayo de 2011

Een echte vent

Vorige week had ik mijn moeder op bezoek. Toen ik op een namiddag terugkwam van het werk trof ik Jef aan in de eerste korte broek van het jaar. Hij zag er ineens zo’n potig kereltje uit. Een gezonde eetlust (tomaten, kikkererwten, worst, banaan, koekjes en ga zo maar door) en zijn frenetische avonturendrang hebben van mijn frêle babietje een mini action man gemaakt. Wat een stel benen. Ik kan die, zelf als ik er op ga liggen (bijvoorbeeld om die verdomde luier aan te krijgen), met de beste wil van de wereld niet onder controle krijgen. Het is niet alleen een fysieke metamorfose, er hoort nu ook een hele nieuwe attitude bij. Jef weet weer een stuk beter wat hij wil. En niet wil. Het eten dat tot hiertoe gretig in de mond geharkt werd, wordt nu ongeduldig van de tafel gemept. (Gisteren wou hij van de hele salade enkel de olijven...) Boeken die geen geluiden maken of waarin niets losgetrokken kan worden, worden kordaat aan de kant gesmeten. 

Een echte vent durft ook zijn gevoelige kant te laten zien. Als mama Ona op de schoot neemt, tellen alle middelen om het moeder-dochter moment ongedaan te maken. Dan wordt er gesmeekt, aan de rok of broek getrokken, en als het nodig is compleet door het lint gegaan. Als mama Ona opzij zet, is hij meteen zijn charmante zelf weer. Een echte man weet correct gedrag te belonen.

08:13 in Palautordera


08:13 zegt de klok op het instrumentenbord net voor ik de deur dichtsla en afsluit. Het gaat warm worden vandaag, de ochtendzon is nu al warm op de huid. De bus die van het dorp komt, loopt leeg: een onregelmatige rij slaapwandelaars. Ze lopen naar de mond van de tunnel die onder het spoor duikt naar het perron waar de trein naar Barcelona stopt. Aan de ingang, op de grond, zit een man op zijn tas. Hij is helemaal in het zwart gekleed. Hij verbergt zijn gezicht in de kraag van zijn jas. Enkel een donkere mop juttig haar is te zien. (Zou ik hem kennen? Iemand van hier, die de overwinning van Barça wat te uitbundig gevierd heeft?) Zijn voeten vallen mij op. Bloot, bovenop de sandalen, vuil alsof hij blootsvoets door de modder gestapt heeft. De tunnel is amper een jaar oud, maar rondslingerend vuil en urine-geur hebben zich allang meester gemaakt van deze doorgang, een bunker uit de WOII is er niets tegen.  Als ik weer bovenkom zie ik hem nog steeds zitten aan de overkant. Zijn hoofd schuift naar boven en even zie ik een streep van zijn gezicht. Maar als hij in de gaten krijgt dat ik sta te kijken, krimpt hij razendsnel ineen. Zoals onze schildpad, als Jef met zijn brute kracht weer eens tegen het aquarium slaat.

martes, 10 de mayo de 2011

Metrotelevisie

Ergens in een stoffig bureautje, verstoken van de hedendaagse hoogtechnologische, supersnelle communicatie, bedenkt een slaperige klerk televisie voor de metro waarop je een maand lang (dat betekent in mijn geval twee keer per dag, dus 40 keer op de hele maand) dezelfde promotiefilmpjes ziet en hetzelfde belegen nieuws een week lang loopt. Voor mijn part mag hij ophouden zijn best te doen en een bericht uitzenden in de trant van “Let op uw portefeuille in plaats van naar dit scherm te kijken.” In vier talen, dan hebben de toeristen er ook iets aan.

Pijn aan mijn goesting

Vandaag is zo’n dag waarop ik mijn humeur in mijn armen moeten dragen als een lastig kind dat nergens zin in heeft. Dat ik hoop dat het gebouw waarin ik werk ontoegankelijk wordt verklaard wegens één of ander levensbedreigend technisch defect. (t’Is lente, ik kan niet meer hopen op een alles verlammende sneeuwstorm.). Hoop dat mijn bazin de hele dag vergaderingen heeft en mijn collega’s weinig genoeg werk hebben om mij door de dag te leuteren.

miércoles, 4 de mayo de 2011

De dag was goed begonnen

De dag was goed begonnen. Ik was op tijd uit bed geraakt. De kinderen hadden lang geslapen zodat ik tijd had gehad om te ontbijten met het ochtendjournaal. Ona ging lachend rechtzitten toen ik haar kamer binnenkwam. Ze was in een prachthumeur, sprong zingend in haar kleren. Tot hiertoe ging het goed. Jef wilde maar niet wakkerworden. Tegen dat ie zijn flesje ophad (gezapig sabberend), zaten we alweer hopeloos achter op het schema. (Zenuwachtig zijn helpt niet als je een wriemelende baby aan moet kleden. Hij heeft er een hekel aan. Klampt zich hardnekkig vast om niet neergelegd te worden. En als ik daar dan toch in slaag, begint hij wild heen en weer te rollen, zodat er van luiers uit- of aandoen geen sprake kan zijn. Ik moet hem in een militaire houdgreep nemen om zijn billetjes schoon te kunnen maken.) Daarna lopen naar de crèche. Wedstrijd met Ona (voor het eerst bij de deur van de school) om haar ook aan het lopen te krijgen. Tegen dat ik in de auto zat, was het alweer eens veel te nipt om de trein te halen.

Die trein toch gehaald en buiten adem neergeploft op een plaatsje bij het raam. En dan begint de dag opnieuw. Buiten: de vloedgolf van klaprozen die de velden opmarcheert. Bloemkolen en slapeloze huisvrouwen met boodschappentas op de ochtendmarkt van Les Franqueses. Rokende arbeiders met een plastic haarkapje die staan te keuvelen aan de achteringang van een fabriek. In elk station raakt de trein wat voller. Het geroezemoes in de wagon zwelt aan. Ik kijk uit naar het koffietje dat ik zal drinken met Raquel als ik aankom op het werk.

domingo, 1 de mayo de 2011

Dienstverlening

Ik heb een nieuwe rittenkaart nodig voor de trein en stap af op de reeks automaten die in het station staan. Vlakbij staat iemand rond te drentelen met een fluogeelhesje van Renfe, zo’n medewerker met een vage assistentsfunctie die ze tegenwoordig in de stations neerzetten om de slechte dienstverlening te compenseren. Donkere huid, Indiaans aandoende trekken. Ik bedwing mijn latent racisme en ga naar de eerste automaat, vlakbij de man. Ik zet mijn “ik heb geen hulp nodig”-gezicht op.
Het toestel slikt mijn kaart niet. “Moet je het andere eens proberen”, zegt hij. “Oh? Ok”, zeg ik vriendelijk, maar ik denk dat ik dat zelf ook wel had kunnen bedenken. De andere automaat wil mijn kaart ook niet. “Steek je die wel goed?” Hij heeft gelijk. Voor ik het weet plukt hij mijn kaart uit het toestel en wrijft die tegen zijn trui. Daarna schuift hij de kaart opnieuw in de machine. De man staat in mijn gezicht te ademenen, maar draait zich discreet weg op het moment dat ik mijn code moet ingeven. Mijn betaling wordt aanvaard. “Ik vond het al vreemd dat de automaat geen biljet wou geven aan zo’n knappe meid.” Call me a sucker, maar zoiets mogen ze elke dag tegen me zeggen (wat spijtig genoeg niet het geval is) en dan word ik het nog niet moe. Ik beantwoord glimlachend een paar dwaze vragen (of ik van hier ben,….) en stap daarna content de trein op.